Russisch sprookje van Sergej Prokofjev
Er was eens een jongetje dat Peter heette. Op een vroege morgen opende hij het tuinhek en liep een grote, groene wei in. Op de tak van een hoge boom zat Peters beste vriendje, een vogeltje, en hij tsjilpte: "Het is hier heerlijk rustig." En dat was het.
Maar daar kwam ook een dikke eend aangewaggeld. Ze was blij dat Peter het hek had opengelaten, want ze had zin in een duik in de vijver.
Toen het vogeltje de eend zag, vloog ze naar beneden en ging naast haar in het gras zitten.
"Wat ben jij nou voor vogel datje niet kunt vliegen?" vroeg het vogeltje.
"Kwaak!" riep de eend. "En wat ben jij voor vogel dat je niet kunt zwemmen?" En ze plonsde de vijver in.
Ze kibbelden en kibbelden en hielden niet op - de eend in de vijver en het vogeltje fladderend langs de waterkant.
Opeens zag Peter een kat, die langzaam kwam aansluipen door het gras. De kat dacht: Als het vogeltje zo aan het kibbelen is, kan ik 't makkelijk vangen en opeten! En op zijn zachte pootjes sloop hij eropaf. Maar Peter riep: "Kijk uit!" En gelukkig vloog het vogeltje op tijd de boom in.
Vanuit het midden van de vijver kwaakte de eend brutaal naar de kat. Daar was ze veilig. De kat keek nog eens naar het vogeltje in de boom en dacht: Is het wel de moeite waard om naar boven te klimmen? Als ik bij het vogeltje ben, dan is het al gevlogen. Miauw!
Toen kwam opa naar buiten. Hij was heel boos, omdat Peter zomaar was weggelopen. "Stel je nou eens voor dat er een grote boze wolf was gekomen, wat had je dan gedaan?"
Peter luisterde niet eens naar zijn opa, want hij was helemaal niet bang voor wolven. Maar opa dacht er anders over. Hij nam Peter mee naar huis en deed het hek heel goed op slot.
Maar... het hek was nog niet dicht of uit de bosjes kwam iets aangeslopen. Het was een grote, enge dikke, boze wolf...
In een flits zat de kat in de boom. De eend in de vijver kwaakte en kwaakte, en van de opwinding kwaakte ze zichzelf uit de vijver. De wolf kwam steeds dichterbij, en wat de eend ook probeerde, ze kon niet aan hem ontsnappen. In één hap slokte de wolf de eend naar binnen.
Het vogeltje zat ook nog steeds in de boom - niet te dicht bij de kat, natuurlijk - en onder de boom sloop de wolf heen en weer. Met grote, hongerige ogen gluurde hij naar de kat en het vogeltje.
Intussen stond Peter achter het hek en bekeek de wolf eens goed, want bang was hij nog steeds niet.
Toen ging Peter naar de schuur, haalde daar een stuk touw en klom op de tuinmuur. Over die muur hing een tak van de grote boom. Peter pakte de tak beet en klom de boom in.
"Vogeltje, ga jij eens naar de wolf," zei hij, "en probeer hem af te leiden. Maar zorg er wel voor dat hij je niet te pakken krijgt!"
En dat deed het dappere vogeltje. De wolf hapte woedend naar hem en - oei! - hij kreeg bijna een vleugeltje te pakken. Woest werd de wolf, omdat het vogeltje veel slimmer was dan hijzelf.
Intussen maakte Peter een lus in het touw en liet die langzaam uit de boom naar beneden zakken. Hij zorgde ervoor dat de staart van de wolf in de lus kwam en toen trok hij hard aan het touw. De wolf schrok en probeerde zich los te trekken. Hij rende woedend heen en weer, maar Peter had de andere kant van het touw vastgebonden aan de boom. Hoe harder de wolf tekeerging, des te strakker werd de lus vastgetrokken. De wolf was gevangen!
Op dat moment kwam er een groepje jagers uit het bos. Ze waren het wolvenspoor gevolgd en dachten net: We schieten hem neer! "Niet doen! Niet schieten!" riep Peter, toen hij hen zag. "Het vogeltje en ik hebben de wolf gevangen. Jullie moeten ons helpen om hem naar de dierentuin te brengen."
En daar gingen ze dan, in een vrolijke optocht. Peter liep natuurlijk voorop. Daarachter kwamen de jagers met de wolf aan een touw. Opa en de kat sloten de rij. Opa bleef maar mopperen: "Stel je nou toch eens voor dat Peter de wolf niet had gevangen, wat zou er dan met ons gebeurd zijn?"
Boven de optocht vloog het vogeltje. Hij tsjilpte blij: "Peter en ik zijn echte helden, want wij hebben de wolf gevangen. Tsjilp, tsjilp!" En als je heel goed luisterde, kon je de eend horen kwaken in de buik van de wolf. Want die had zo'n haast gehad, dat hij de eend levend had opgeslokt!
* * * EINDE * * *