Lang geleden was er een oude chagrijnige vrouw. Ze had twee dochters. Eén van haarzelf en een geadopteerde dochter. De dochter van haarzelf was lui en lelijk. Maar zij was haar lieveling. De geadopteerde dochter werkte hard en ze zag er beeldschoon uit. De vrouw vond haar maar niks. Ze was handig in de huishouding, zodat zij en haar luie en lelijke dochter niks hoefden te doen. De geadopteerde dochter zat vaak bij de waterput te spinnen. Ze was zo lang bezig en zo hard , dat haar handen van het spinnen bloedden.
Op een dag was de spoel helemaal bloederig geworden. Met de spoel durfde de geadopteerde dochter niet naar thuis te komen, want haar moeder zou dan ontzettend boos zijn! Ze boog zich wat voorover om de spoel te wassen in het water van put. Maar haar handen deden zo pijn, dat de spoel uit haar handen in de put liet vallen. De spoel zonk naar de bodem van de put. De geadopteerde dochter moest heel hard huilen. Ze durfde nu helemaal niet meer naar huis. Omdat ze niet naar huis durfde, wachtte en wachtte ze maar. Toen het avond werd ging ze dan toch maar naar huis. 'Laat eens zien wat je gesponnen hebt', kraste de stem van haar stiefmoeder. 'Ik... ik... ik heb de spoel in de waterput laten vallen', snikte en stamelde de geadopteerde dochter. 'WAT!!!!!!!', riep de moeder uit 'Hoe durf je nog terug te komen ? Ga hem halen, NU!'
'Maar moeder, hij ligt op de bodem en ik weet niet hoe ik hem uit de put moet halen!'
'Kan me niks schelen, je haalt hem er maar uit!' De geadopteerde dochter rende weg, met de tranen over haar wangen.
Toen ze bij de put was, was ze radeloos. Ze wist niet wat ze moest doen en uit wanhoop sprong ze zelf in de put.
Ga naar de winkel van vrouw Holle
Door haar val raakte zij buiten westen. Toen ze wakker werd lag ze in een mooie zomerse weide met duizenden prachtige bloemetjes. Dit verbaasde haar wel heel erg. 'Waar ben ik nu terecht gekomen?' vroeg ze zich af.
Ze begon te lopen over de weide. Toen ze een eindje gelopen had, kwam ze langs een oven waar een brood in lag. 'Haal me eruit, haal me er toch uit', riep het brood, 'Ik ben allang bruin en gaar!' Het meisje doofde de oven en haalde het brood eruit.
Ze liep weer verder en ze was nog maar net op weg, toen ze langs een mooie appelboom kwam. De appelboom sprak ineens tegen haar. 'Lief meisje, schud mij, schud mij toch. Ik heb heel veel appels aan mijn takken en ze zijn allemaal rijp. Mijn takken doen er pijn van, het is zo zwaar. Schud me toch!' Het meisje begon te schudden aan de boom, totdat alle appels eruit waren. Ze stapelde de appels op een grote berg naast de boom en liep toen verder.
Niet veel later zag ze een huisje. In de deur stond een vrouw. Toen ze iets dichterbij kwam, zag ze dat vrouw oud was en bovendien hel eng!
De oude vrouw zag er zo verschrikkelijk uit dat het meisje bang werd en hard weg wilde rennen. Toen sprak de oude vrouw: 'Meisje, waarom ben je zo bang? Blijf asjeblieft bij me. Je hoeft alleen maar mijn bed op te schudden, zodat de veren vliegen. Dan sneeuwt het in de hele wereld. Ik ben vrouw Holle.' Toen het meisje de lieve zachte stem hoorde van de oude vrouw was ze niet meer bang. Ze besloot te blijven.
Toen ze een tijdje bij de oude vrouw had gewoond, werd het meisje steeds verdrietiger. Ze had alles hier, zeker een veel beter en fijner leven dan thuis. Maar toch kreeg ze heimwee.
'Vrouw Holle', zei ze op een dag, 'Ik leef hier heel fijn en een stuk beter dan thuis, maar ik ben toch niet gelukkig. Ik heb heimwee naar mijn oude huis.' Vrouw Holle zei: 'Kind, je hebt me zo goed geholpen al die tijd. Ik zal je zelf naar huis brengen. Ik snap dat je heimwee hebt.
Vrouw Holle ging met het meisje mee. Na een poosje kwamen ze bij een grote poort. Het meisje ging onder de poort staan en er viel een regen van goud over haar heen. 'Dat krijg je', zei vrouw Holle, 'omdat je zo ijverig en lief bent geweest voor mij!' Vrouw Holle gaf haar ook de spoel terug, die ze toen verloren had in de put.
Ineens was ze weer in de gewone wereld. Er zat een haan op de rand van de put en die kraaide: 'kukeleku, onze gouden jonkvrouwe zien we nu.'
Ze liep naar haar huis. Haar stiefmoeder en stiefzus waren erg blij haar weer te zien nu ze helemaal met goud bedekt was. Het meisje vertelde waar ze geweest was. Toen de stiefmoeder dat hoorde, wilde ze hetzelfde voor haar eigen dochter.
De dochter ging ook bij de put zitten spinnen. Ze prikte zichzelf met een doorn om haar handen en de spoel bloederig te maken. Toen gooide ze de spoel in de put en sprong erachteraan. Ze kwam in dezelfde wei waar haar stiefzuster geweest was en liep ook door de wei. Toen ze bij de oven kwam, schreeuwde het brood. 'Haal me eruit, haal me eruit. Anders verbrand ik. Ik ben allang gaar.' Zij keek naar het brood en de vieze oven en zei: 'Denk je dat ik zin heb mijn handen vuil te maken?' Ze lachte en liep verder. Toen kwam ze bij de boom die riep: 'Help me mijn appels kwijt te raken. Ze zijn al rijp en het is zo zwaar!' Maar ze zei: 'Denk je dat nou echt? Er zal wel een appel op mijn hoofd kunnen vallen!' en ze liep verder.
Toen kwam ze bij het huisje van de oude vrouw Holle. Ze schrok niet van haar enge gezicht want daarover had ze al gehoord van haar stiefzus. Ze ging ook bij haar wonen en de eerste dag schudde ze heel ijverig het bed op. De tweede dag deed ze het een stuk minder goed en de derde dag was ze weer de oude luie zuster. Ze had geeneens zin om uit bed te komen. Vrouw Holle had helemaal geen zin in zo'n luie huisgenoot en zei dat ze weg moest gaan. De luie meid vond het prima. Ze dacht dat nu dan ook wel de regen van goud zou krijgen als ze onder de poort door zou lopen.
Vrouw Holle bracht haar naar de poort. Het meisje was flink zenuwachtig. Nu zal ze toch wel met goud bedekt worden. Maar er kwam geen regen van goud. In plaats daarvan was het een vieze regen van teer. 'Omdat je zo lui was en niks hebt gedaan toen je hier was', zei vrouw Holle.
Het meisje kwam thuis, helemaal onder de teer. De haan die op de rand van de put zat riep: 'Kukeleku. Onze vieze jonkvrouw zien we nu!' Haar moeder was zwaar teleurgesteld. Maar het ergste van alles was dat de teer nooit meer van haar afkwam.
En de stiefzuster? Zij vond een lieve man en leefde nog lang en gelukkig.
EINDE