(Chinees sprookje)
Er waren eens een krab en een aap. Op een dag waren ze samen aan het wandelen toen de krab een rijstbal in het gras vond. De aap was jaloers op de krab en wilde ook wel eens wat vinden. Hij begon ook goed te zoeken in het gras langs de weg en vond een dadel pit. Maar de aap was hier niet blij mee want hij wilde liever de rijstbal eten die de krab had gevonden.
De aap zei "Krab, wil je niet liever mijn dadel pit hebben in plaats van die rijstbal? Een rijstbal is lekker maar als je hem op hebt gegeten is het over en klaar. Een dadel pit is veel beter. Die kan je in de grond stoppen en na een tijdje kan je ieder jaar lekker dadels eten."
De krab dacht erover na en stemde toe. De krab nam de dadel pit van de aap aan en de aap at in één keer de rijstbal op. De krab en de aap ging hierna beide hun eigen weg naar huis. Toen ze thuis kwam, stopte de krab de dadel pit meteen in de grond. Elke dag gaf ze hem water en wat kunstmest. "Schiet op, schiet op, dadel pit; als je niet groeit, dan knijp ik je!" De dadel pit groeide dus snel uit. De krab zei toen weer, "Schiet op, schiet op, dadel pit; als je niet uitgroeit tot een boom, dan knijp ik je!" De dadel pit groeide dus snel tot een dadelboom. De krab zei toen weer, "Schiet op, schiet op, dadelboom; als je niet snel dadels groeit, dan knijp ik je!" De dadelboom groeide al snel veel en mooie dadels.
De krab dacht toen "mooi zo, ik ga nu lekker fijne rijpe dadels eten!" Ze probeerde de boom in te klimmen met haar scharen, maar gleed uit de boom. Ze probeerde het opnieuw en opnieuw maar iedere keer gleed ze weer terug naar beneden.
Op dat moment kwam de aap langs en die zag de mooie dadels hangen en wou daar ook wel wat van.
De aap zei tegen de krab " Ik heb de dadelpit gevonden, dus ik ga dadels uit de boom eten" Hij klom met veel gemak de boom in en begon zichzelf vol te stoppen met de mooiste en lekkerste dadels. De krab stond beneden de boom en vroeg aan de aap om hem ook wat dadels te geven. De aap koos een onrijpe harde dadel en gooide hem hard naar de krab. De dadel raakte het schild van de krab en het schild van de arme krab brak in stukken uiteen.
Toen de aap zag dat hij hierdoor de krab had gedood vluchtte hij weg. Onder het gebroken schild van de krab kwamen kleine baby krabbetjes vandaan die om hun moeder aan het huilen waren. Een bij die in de buurt was en de krabjes hoorde huilen kwam naderbij en vroeg, "Kleine krabbetjes waarom zijn jullie aan het huilen?" "Onze mama is dood, gedood door de aap" zeiden de krabbetjes. "Wat een gemene aap"dacht de bij. Toen kwam er een kastanje langs en vroeg, "Kleine krabbetjes waarom zijn jullie aan het huilen?" De kastanje hoorde aan dat de aap hun moeder had gedood en dacht "Wat een gemene aap"
De bij en de kastanje waren aan het denken wat ze moesten doen toen er een vijzel langs kwam. Zij vertelden de vijzel hoe de moeder krab was gedood en zij kwamen overeen dat de aap gestraft moest worden. Als laatste kwam er ook nog een koeienvlaai bij de groep en samen gingen zij op weg naar het huis van de aap.
De kleine krabbetjes, de bij, de kastanje, de vijzel en de koeienvlaai kwamen bij het huis aan van de aap. De aap was op dat moment niet thuis dus lieten ze zichzelf binnen. De kastanje ging in het vuur, de krabbetjes gingen in een teil met water liggen en de bij ging boven op de deur wachten. De vijzel ging op het dak zitten en de koeienvlaai ging in de deuropening liggen. Ze hadden zich allemaal verstopt en wachten stil totdat de aap zou terugkeren.
Uiteindelijk kwam de aap thuis. "Brrr wat heb ik het koud" zei hij en ging voor het vuur zitten. Op dat moment sprong de roodgloeiende kastanje uit het vuur op de rug van de aap en brandde hem. "Auw auw" gilde de aap en rende naar de teil met water om over zijn brandwonden te gieten. De aap stak zijn handen in het water en meteen sloegen de krabbetjes toe en met hun scharen knepen ze de aap waar ze maar konden. De aap schreeuwde het nu uit van de pijn en rende naar de deur.
De bij die op de deur zat had hierop gewacht en stak de aap in zijn gezicht. De aap werd nu wild van de pijn en angst en probeerde uit het huis te vluchten. In de deur opening lag de koeienvlaai hem al op te wachten. De aap gleed uit over de koeienvlaai en lag op zijn rug in de deuropening. De vijzel op het dak zat hier al op te wachten en liet zich van het dak recht op het hoofd van de aap vallen die meteen overleed. Zo kreeg het kleine groepje hun wraak op de aap voor de moeder krab.
EINDE