Lang lang geleden, in een ver land woonde een Koning en een Koningin die heel graag een kindje wilden hebben. Toen zij de hoop al bijna hadden opgegeven kregen zij eindelijk een baby prinsesje. De Koning en Koningin noemde haar Doornroosje naar de vele rozenstruiken die door het hele land groeiden. De Koning was zo blij dat hij een groot feest liet organiseren. "Laat de mooiste liedjes zingen, laat het hele land dansen, laat het lekkerste eten klaarmaken en de lekkerste dranken drinken" zei de Koning. Iedereen werd uitgenodigd, tenminste niet helemaal iedereen. In het land was het een gebruik om voor iedere fee die uitgenodigd werd een gouden bord klaar te hebben staan om van te eten.
De lakei die de borden moest tellen merkte dat er in het hele paleis maar twaalf gouden borden waren en in het land woonden dertien feeën. Waar de lakei ook zocht er was geen dertiende gouden bord te vinden. De lakei die ook de uitnodigingen deed wist niet wat hij moest doen. "Dertien is toch een ongeluksgetal" dacht hij. "Ik nodig er maar twaalf uit, de dertiende zal het toch niet erg vinden".
Op de dag van het feest was het paleis schitterend aangekleed. Overal stonden grote tafels en die stonden vol met eten en drinken. Door het hele paleis was muziek te horen en iedereen zong een vrolijk liedje. In de troonzaal stond een grote tafel met twaalf gouden borden en het best eten speciaal voor de feeën. Aan het eind van de tafel stond het wiegje met Doornroosje. De twaalf feeën kwamen binnen en begroeten de Koning en Koningin die er op hun troon zaten. Als dank voor hun uitnodiging spraken ze ieder een spreuk uit die het prinsesje Doornroosje geluk zou moeten brengen.
Toen de elfde fee klaar was vloog de deur met een luide knal open en kwam de dertiende fee binnen. "Wat is dit?" zei de Koning. "Doe maar niet alsof je van niets weet"zei de dertiende fee "Je hebt mij niet uitgenodigd en daar zal je voor boeten" Nog voordat iemand wat kon zeggen sprak de fee een toverspreuk uit over Doornroosje. "Gniffel, gnaffel, gnorden" "Doornroosje zal niet ouder dan vijftien worden". "Knip knap kniel" "Zij zal zij zich prikken aan een spinnenwiel" "Gniffel, gnaffel, gnorden"
E"n noooooit meer wakker worden" Met een harde donderslag verdween de dertiende fee weer. Iedereen keek geschrokken naar de Koning en naar Doornroosje. De twaalfde fee had nog geen spreuk uitgesproken. "Ik kan de spreuk niet ongedaan maken maar ik kan hem wel veranderen"zei de fee. "Na honderd jaar zal een prins komen, die met een kus Doornroosje weer wakker zal maken"
De Koning dankte de twaalfde fee, maar voor alle veiligheid liet hij alle spinnenwielen uit het koninkrijk verbannen Doornroosje groeide op tot een mooi prinsesje en al snel kwam haar vijftiende verjaardag eraan. Iedere dag zei de Koning tegen zijn dochter "Doornroosje kijk uit voor spinnenwielen en kom er niet te dichtbij in de buurt" "Ja vader" zei Doornroosje iedere keer, maar zei wist niet waar haar vader het over had. Wat was toch een spinnenwiel?. Doordat de Koning alle spinnenwielen had verbannen uit het koninkrijk wist Doornroosje niet hoe een spinnenwiel eruit zag. De dertiende fee was na vijftien jaar nog steeds boos en daarom verzon zij een list. Op de vijftiende verjaardag van Doornroosje was er weer een feest. Iedereen danste en zong en Doornroosje was al snel moe van het dansen en zingen. Ze ging vroeg naar haar kamer en wilde net de deur open doen toen zij een geluid hoorde uit één van de torens. Nieuwsgierig ging zij bij de toren naar binnen en ging de trap op naar boven waar het geluid vandaan kwam.
Toen zij de deur opendeed van de toren kamer zag zij een oud vrouwtje zitten die met wol bezig was en een raar apparaat voor zich had staan. "Dag mevrouw, wat bent u aan het doen?" zei Doornroosje. De oude vrouw was de dertiende fee die zich vermomd had. "Ik kan je niet goed verstaan meisje want ik ben oud en heb zwakke oren, kom even wat dichterbij" zei de dertiende fee. Doornroosje kwam dichterbij, en toen zei heel dichtbij was liet de dertiende fee het spinnenwiel tegen Doornroosje aan vallen. Het was een oud spinnenwiel met veel splinters, en één van de splinters prikte Doornroosje. Nog net voor Doornroosje in slaap viel kon zij de dertiende fee zien die lachend zei "Kijk Doornroosje dit is nou een spinnenwiel"
Maar niet alleen Doornroosje viel in slaap. De dertiende fee wist van de spreuk van de twaalfde fee en om te zorgen dat niemand bij Doornroosje zou komen had zij nog een spreuk uitgesproken. Iedereen in het kasteel viel in slaap en de rozenstruiken zouden groeien tot het hele kasteel verdwenen was. Iedereen in het land en ver daarbuiten kende het verhaal van Doornroosje.
Velen probeerden om door de doornstruiken bij Doornroosje te komen.
Maar de struiken waren te dik en niemand overleefde het. Tot op een dag, precies honderd jaar nadat Doornroosje in slaap was gevallen, een prins van een naburig koninkrijk bij het kasteel kwam. De prins had een schilderij van Doornroosje gezien en was verliefd geworden op haar. "Het zal en moet mij lukken om Doornroosje te bereiken" zei de prins.
Hij zwoegde en zweette de hele dag en sloeg wel tien zwaarden kapot op de doornstruiken. Maar zijn liefde was zo groot dat hij door bleef gaan en uiteindelijk bereikte hij de torenkamer waar Doornroosje nog steeds naast het spinnenwiel lag. Zachtjes pakte hij haar op en legde haar op haar bed. Toen gaf hij haar een zoen op haar voorhoofd. Langzaam opende Doornroosje haar ogen en alle doornstruiken in het hele kasteel verdwenen. Alle mensen in het kasteel werden wakker.
De prins vroeg Doornroosje ten huwelijk en zij stemde toe.
De Koning liet weer een groot feest organiseren. Maar deze keer zorgde hij ervoor dat iedereen in het koninkrijk werd uitgenodigd, en om zeker te zijn liet hij voor iedereen een gouden bord maken.
En Doornroosje en haar prins leefden nog lang en gelukkig.
EINDE